ˈScha·den <Schadens, Schäden> [ˈʃaːdn̩] RZ. r.m.
1. Schaden (Beeinträchtigung):
-
nadeel r.n.
-
verlies r.n.
-
Schaden anrichten [o. stiften ] [o. herbeiführen ]
-
Schaden davontragen [o. erleiden ]
-
Schaden davontragen [o. erleiden ]
-
Schaden davontragen [o. erleiden ]