Tłumaczenia dla hasła „geladene“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ge·ˈla·den¹ [gəˈlaːdn̩] PRZYM.

(auf jdn) geladen sein pot.

woedend [o. woest] (op iem) zijn

ge·ˈla·den² [gəˈlaːdn] CZ.

geladen im. cz. przeszł. von laden¹, laden²

Zobacz też laden , laden

ˈla·den² <lädt, lud, geladen> [ˈlaːdn̩] CZ. cz. przech.

1. laden (einladen):

laden

uitnodigen

laden

vragen

nur für geladene Gäste

alleen voor genodigden

jdn zum Essen laden podn.

iem te eten vragen

jdn zum Essen laden podn.

iem een maaltijd aanbieden

2. laden PR.:

laden

dagvaarden

laden

oproepen

jdn vor Gericht laden

iem dagvaarden

ˈla·den¹ <lädt, lud, geladen> [ˈlaːdn̩] CZ. cz. przech.

1. laden a. ELEKTROT. (beladen):

laden

laden

2. laden przen. (sich aufbürden):

laden

laden

ich habe es auf mich geladen

ik heb het op me geladen [o. genomen]

3. laden (mit Munition):

laden

laden

jdn auf den Besen laden pot. (zum Narren halten)

iem voor de gek houden

er hat schief geladen przen. (betrunken)

hij heeft 'm om

ˈla·den¹ <lädt, lud, geladen> [ˈlaːdn̩] CZ. cz. przech.

1. laden a. ELEKTROT. (beladen):

laden

laden

2. laden przen. (sich aufbürden):

laden

laden

ich habe es auf mich geladen

ik heb het op me geladen [o. genomen]

3. laden (mit Munition):

laden

laden

jdn auf den Besen laden pot. (zum Narren halten)

iem voor de gek houden

er hat schief geladen przen. (betrunken)

hij heeft 'm om

ˈla·den² <lädt, lud, geladen> [ˈlaːdn̩] CZ. cz. przech.

1. laden (einladen):

laden

uitnodigen

laden

vragen

nur für geladene Gäste

alleen voor genodigden

jdn zum Essen laden podn.

iem te eten vragen

jdn zum Essen laden podn.

iem een maaltijd aanbieden

2. laden PR.:

laden

dagvaarden

laden

oproepen

jdn vor Gericht laden

iem dagvaarden

ˈLa·den <Ladens, Läden> [ˈlaːdn̩] RZ. r.m.

1. Laden (Betrieb, Geschäft):

Laden

winkel

Laden

zaak

Laden

bedrijf r.n.

2. Laden przen.:

Laden

bedoening

Laden

gedoe r.n.

Laden

zaakje r.n.

Laden

toestand(en)

der Laden läuft pot.

het (zaakje) loopt gesmeerd

den Laden hinschmeißen pot.

de boel erbij neergooien

ein müder Laden pot.

een saaie [o. lamlendige] bedoening [o. boel]

den Laden schmeißen pot.

iets fiksen [o. klaarspelen]

3. Laden:

Laden

(venster)luik

Laden

blind r.n.

Laden

rolluik r.n.

Drit·te-ˈWelt-La·den RZ. r.m.

Dritte-Welt-Laden

derdewereldwinkel

Tan·te-ˈEm·ma-La·den [tantəˈʔɛmalaːdn̩] RZ. r.m. pot.

Tante-Emma-Laden

buurtwinkel

Tante-Emma-Laden

winkeltje (op de hoek)

Przykładowe zdania ze słowem geladene

nur für geladene Gäste

alleen voor genodigden