Tłumaczenia dla hasła „schitterden“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈschin·den <schindete, geschunden> [ˈʃɪndn̩] CZ. cz. przech.

1. schinden (grausam antreiben):

schinden

afbeulen

schinden

afjakkeren

schinden

uitzuigen

schinden

kwellen

2. schinden pot. (sparen):

schinden

sparen

schinden

omzeilen

Fahrgeld schinden

zwart rijden

3. schinden pot. (heraus locken):

schinden

uitlokken

bei jdm ein paar Euro schinden

iem een paar euro aftroggelen

Eindruck schinden (wollen)

op alle mogelijke manieren indruk willen maken

Eindruck schinden (wollen)

erg willen imponeren

Zeit schinden

tijd (trachten te) winnen

ˈschie·ben¹ <schob, geschoben> [ˈʃiːbn̩] CZ. cz. przech.

schieben

(voort)schuiven

schieben

(voort)duwen

das Fahrrad auf den Berg schieben

de fiets de berg op duwen

er schob seine Schmerzen auf das Wetter

hij gaf het weer de schuld voor zijn pijn

jdn schieben przen. (antreiben)

iem ertoe brengen (iets te doen)

etw zur Seite schieben przen.

iets terzijde schuiven

jdm eine schieben pot.

iem een oorveeg geven

ˈschie·len [ˈʃiːlən] CZ. cz. nieprzech.

1. schielen MED.:

schielen

loensen

schielen

scheel zien [o. kijken]

auf dem linken Auge schielen

met het linkeroog scheel kijken

2. schielen pot. (haben wollen):

schielen

loensen

schielen

gluren

schielen

lonken

nach einem hohen Posten schielen

naar een hoge functie lonken

schwach·wer·den PRZYM. pot. (nicht widerstehen können)

schwachwerden

(voor de verleiding) bezwijken [o. zwichten]

ˈRit·ter·or·den RZ. r.m. HIST.

Ritterorden

ridderorde

ˈschif·fen² [ˈʃɪfn̩] CZ. cz. bezosob. pot. (regnen)

es schifft

het plenst

es schifft

het giet

ˈschi·cken¹ [ˈʃɪkn̩] CZ. cz. przech. (senden)

schicken

sturen

schicken

zenden

jdm die Polizei auf den Hals schicken pot.

iem de politie op z'n dak sturen

jdn auf die Bretter [o. zu Boden] schicken SPORT (Boxen)

iem vloeren [o. neerslaan]

jdn auf die Bretter [o. zu Boden] schicken SPORT (Boxen)

iem tegen de vlakte [o. grond] slaan

jdn einkaufen schicken

iem boodschappen laten doen

jdn in den April schicken

iem op 1 april voor de gek houden

ein Kind schlafen schicken

een kind naar bed sturen

jdn zum Teufel schicken

iem laten opdonderen