Tłumaczenia dla hasła „weggedrag“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈweg·ge·ben CZ. cz. przech. niereg.

1. weggeben:

weggeben

weggeven

weggeben

afgeven

2. weggeben:

weggeben

wegdoen

weggeben

uit huis doen

weggeben

uitbesteden

ˈweg·ge·hen CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. weggehen (fortgehen):

weggehen

weggaan

weggehen

vertrekken

weggehen

de deur uitgaan

geh mir bloß weg damit! pot.

praat me er niet van!

der Fleck geht nicht mehr weg pot. (sich entfernen lassen)

de vlek gaat er niet meer uit

im Weggehen

bij het weggaan

vom Gas weggehen

gas terugnemen

von jdm weggehen pot.

bij iem weggaan

2. weggehen pot. (aus der Hand gehen, verkauft werden):

weggehen

van de hand gaan

weggehen

verkocht worden

weggehen wie warme Semmeln

(als warme broodjes) de deur uitvliegen

3. weggehen pot. (verwendet werden):

weggehen

opgaan

weggehen

besteed worden

4. weggehen pot. (hinweg gehen/schlagen):

weggehen

slaan

weggehen

heengaan

eine Welle ging über das Schiff weg

een golf sloeg over het schip

5. weggehen pot. (darüber hinweg gehen, ignorieren):

weggehen

heenstappen

weggehen

negeren