Tłumaczenia dla hasła „adder“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

ad·der <adder|s> [ɑdər] RZ. r.ż.

1. adder (slang):

adder

Otter r.ż.

adder przen.

Natter r.ż.

een adder aan zijn borst koesteren przen.

eine Natter am Busen nähren

alsof hij op een adder getrapt had

wie von einer Tarantel gestochen

er schuilt een adder in het gras przen.

die Sache hat einen Haken

2. adder (persoon):

adder

Natter r.ż.

Przykładowe zdania ze słowem adder

een adder aan zijn borst koesteren przen.

eine Natter am Busen nähren

er schuilt een adder in het gras przen.

die Sache hat einen Haken

alsof hij op een adder getrapt had

wie von einer Tarantel gestochen