Tłumaczenia dla hasła „kaatsen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

kaat·sen¹ <kaatste, h. gekaatst> [katsə(n)] CZ. cz. przech.

kaatsen (weerkaatsen)

zurückwerfen

kaatsen (licht)

zurückstrahlen

kaatsen (geluid)

widerhallen

kaat·sen² <kaatste, h. gekaatst> [katsə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. kaatsen (het kaatsspel spelen):

kaatsen

eine Art Schlagball spielen

2. kaatsen:

kaatsen (stuiten: op de grond)

aufspringen

kaatsen (stuiten: tegen de muur)

aufprallen

kaatsen (stuiten: tegen de muur)

abprallen

kaatsen (stuiten: tegen de muur)

zurückprallen

wie kaatst, moet de kaatsen verwachten przysł.

wer austeilt, muss auch einstecken können

Przykładowe zdania ze słowem kaatsen

wie kaatst, moet de kaatsen verwachten przysł.

wer austeilt, muss auch einstecken können