Tłumaczenia dla hasła „misviering“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

mis·vat·ting <misvatting|en> [mɪsfɑtɪŋ] RZ. r.ż.

misvatting

Irrtum r.m.

misvatting

Missverständnis r.n.

mis·vor·ming <misvorming|en> [mɪsfɔrmɪŋ] RZ. r.ż.

1. misvorming (het misvormen):

misvorming

Verunstaltung r.ż.

misvorming

Entstellung r.ż.

2. misvorming (datgene wat misvormd is):

misvorming

Verunstaltung r.ż.

misvorming

Missbildung r.ż.

feest·vie·ring <feestviering|en> [festfirɪŋ] RZ. r.ż.

feestviering

Feier r.ż.

lui·lak·vie·ring RZ. r.ż.

luilakviering → luilak

Zobacz też luilak

lui·lak <luilak|ken> [lœylɑk] RZ. r.m.

luilak

Faulenzer r.m.

luilak

Faulpelz r.m.

luilak

Faultier r.n.

vlie·ring <vliering|en> [vlirɪŋ] RZ. r.ż.

vliering

Dachboden r.m.

ver·sie·ring <versiering|en> [vərsirɪŋ] RZ. r.ż.

1. versiering (wat dient om te versieren):

versiering

Verzierung r.ż.

versiering

Schmuck r.m. selten l.mn.

dat is alleen maar versiering

das ist bloß zur Zierde [o. bloße Zierde]

2. versiering muz.:

versiering

Verzierung r.ż.

le·ve·ring <levering|en> [levərɪŋ] RZ. r.ż.

levering

Lieferung r.ż.

directe levering

sofortige Lieferung r.ż.

sche·ring <schering|en> [sxerɪŋ] RZ. r.ż.

1. schering:

schering (het scheren: van dieren, weiden, heggen)

Schur r.ż.

schering (het scheren: van haar)

Scheren r.n.

schering (het scheren: van haar)

Rasur r.ż.

2. schering (weefsels):

schering

Kette r.ż.

dat is schering en inslag przen.

das ist gang und gäbe

fi·nan·cie·ring [finɑnsirɪŋ] RZ. r.ż. geen l.mn.

financiering

Finanzierung r.ż.

externe financiering

Außenfinanzierung r.ż.

mis·ver·stand <misverstand|en> [mɪsfərstɑnt] RZ. r.n.

misverstand

Missverständnis r.n.

een misverstand uit de weg ruimen

ein Missverständnis klären

mis·vor·men <misvormde, h. misvormd> [mɪsfɔrmə(n)] CZ. cz. przech.

misvormen

verunstalten

misvormen

entstellen

een misvormd beeld krijgen

ein verfälschtes Bild bekommen

eu·cha·ris·tie·vie·ring <eucharistieviering|en> [œyxarɪstivirɪŋ, øxarɪstivirɪŋ] RZ. r.ż.

eucharistieviering

Eucharistiefeier r.ż.

ba·sis·ver·ze·ke·ring <basisverzekering|en> [bazɪsfərzekərɪŋ] RZ. r.ż.

basisverzekering

Grundversicherung r.ż.

le·ˈge·ring¹ <legering|en> [ləɣerɪŋ] RZ. r.ż.

legering

Legierung r.ż.

be·we·ring <bewering|en> [bəwerɪŋ] RZ. r.ż.

bewering

Behauptung r.ż.

ca·te·ring <catering|s> [ketərɪŋ] RZ. r.ż.

catering

Catering r.n. kein l.mn.

catering (algemener)

Verpflegung r.ż.

na·de·ring [nadərɪŋ] RZ. r.ż. geen l.mn.

nadering

Herannahen r.n.

no·te·ring <notering|en> [noterɪŋ] RZ. r.ż.

notering

Notierung r.ż.

re·ge·ring <regering|en> [rəɣerɪŋ] RZ. r.ż.

regering

Regierung r.ż.

de regering aanvaarden

die Regierung antreten

de regering van een Bondsrepubliek

die Bundesregierung

de regering van een deelstaat

die Landesregierung

de regering is afgetreden

die Regierung ist zurückgetreten

onder [o. tijdens ] de regering van Willem I

unter der Regierung von Wilhelm I.

onder [o. tijdens ] de regering van Willem I

während der Regierung von Wilhelm I.

de zittende regering

die amtierende Regierung

de regering in ballingschap

die Exilregierung

ty·pe·ring <typering|en> [tiperɪŋ] RZ. r.ż.

typering

Typisierung r.ż.