niderlandzko » niemiecki

on·der1 [ɔndər] PRZYSŁ.

1. onder (aan de benedenzijde):

onder

2. onder (beneden, aan de voet van iets anders):

onder
onder in huis

3. onder (naar beneden):

onder
hij dook kopje onder

4. onder (in elliptische uitdrukkingen):

onder
unter-
de zon is nog niet onder

5. onder (beneden in huis):

onder
we wonen onder
ten onder gaan

on·der2 [ɔndər] PRZYIM.

3. onder (in de kring van):

onder
unter +C.
onder meer
het blijft onder ons
onder ons gezegd (en gezwegen)

4. onder (tijdens):

onder
während +D.

5. onder (ten tijde van):

onder
unter +C.

6. onder (vlakbij):

onder
onder
bei
een dorp onder Leiden
iem onder ogen komen
onder de ogen van iem

7. onder (minder dan):

onder
unter +C.

9. onder (ondergeschikt aan):

onder
unter +C.
onder toezicht

10. onder (verborgen door):

onder
unter +C.
onder de mom van

11. onder (met gebruikmaking van):

onder
in +C.

12. onder (ten gevolge van):

onder
unter +C.

13. onder (gebonden door):

onder
unter +C.
onder voorwaarde [o. beding ] van

14. onder (begeleid door, met):

onder
unter +C.
onder
mit +C.
onder luid applaus
onder stroom staan

kop·je-on·der [kɔpjəɔndər] PRZYSŁ.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski