niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „gaan“ w niderlandzko » niemiecki słowniku (Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

gaan1 <ging, i. gegaan> [ɣan] CZ. cz. nieprzech.

1. gaan:

gaan ((met) voer-, vaartuig)
gaan ((met) vliegtuig)
aan tafel gaan
zu Tisch gehen form.
er gaat (me) niets boven przen.
es geht nichts über +B.
hoe ga je?
in zichzelf gaan
laten we [o. laat ons] maar gaan!
met de boot gaan
met de fiets gaan
naast/voor iem gaan
over straat gaan
zijn gedachten over iets laten gaan przen.
zijn oog [o. zijn blik] over iets laten gaan przen.
ik kan gaan en staan waar ik wil!
ik kan gaan en staan waar ik wil! przen. pot.
te voet gaan
van tafel gaan
te ver gaan przen.

5. gaan (lopen):

gaan
gaan
laufen pot.
langs de straat gaan

6. gaan (verdwijnen):

gaan
(da)hin sein pot.

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski