Tłumaczenia dla hasła „je“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

je¹ [jə] ZAIM. os. zaim.

1. je:

je (niet-nadrukkelijke vorm van ‘jij’)

du

je (niet-nadrukkelijke vorm van ‘jij’)

ihr

je (beleefdheidsvorm)

Sie

hoe vind je dat?

wie findest du das?

2. je:

je (niet-nadrukkelijke vorm van ‘jou’)

dir C.

je (niet-nadrukkelijke vorm van ‘jou’)

dich B.

je (niet-nadrukkelijke vorm van ‘jou’)

euch C. B. l.mn.

je (beleefdheidsvorm)

Ihnen C.

je (beleefdheidsvorm)

Sie B.

wie heeft je geslagen?

wer hat dich geschlagen?

je² [jə] ZAIM. dzierż. zaim.

je (niet-nadrukkelijke vorm van ‘jouw’)

dein

je (niet-nadrukkelijke vorm van ‘jouw’)

deine

je (niet-nadrukkelijke vorm van ‘jouw’)

dein

je (niet-nadrukkelijke vorm van ‘jouw’)

euer

je (niet-nadrukkelijke vorm van ‘jouw’)

eure

je (niet-nadrukkelijke vorm van ‘jouw’)

euer

je (beleefdheidsvorm)

Ihr

je (beleefdheidsvorm)

Ihre

je (beleefdheidsvorm)

Ihr

is dit je boek?

ist dies dein Buch?

je van het

das Gelbe vom Ei

je reinste onzin

blanke(r) Unsinn r.m.

je³ [jə] ZAIM. nieokr. zaim. (men)

je

man

zoiets doe je niet

so etw tut man nicht

je verandert er toch niets aan

daran lässt sich doch nichts ändern

je⁴ [jə] ZAIM. zwr. zaim.

je (enk.)

dich

je (mv.)

euch

Przykładowe zdania ze słowem je

je moest je schamen!

du solltest dich schämen!

wat haal je je op je nek? przen.

was lädst du dir nur alles auf?

waaraan heb je je bezeerd?

woran hast du dich verletzt?

kun je je arm bewegen?

kannst du den Arm bewegen?

je zal je zuster bedoelen!

du meinst wohl dich selbst!

heb je je voldoende voorbereid?

hast du dich genügend vorbereitet?

je geld of je leven

Geld oder Leben!

je hebt je hemd bevuild

du hast dir das Hemd beschmutzt

je mag je weleens scheren

du solltest dich mal rasieren

je morst op je pak

du kleckerst auf deinen Anzug

je lijkt je vader wel

du bist genau wie dein Vater

je moet vóór je kijken

du sollst nach vorn schauen

je hebt je arm gekwetst

du hast dir den Arm verletzt

daarmee kun je je bedruipen

das ernährt seinen Mann

bemoei je met je eigen zaken

kümmere dich um deine eigenen Angelegenheiten

je kunt je hart (eraan) ophalen

du wirst deine (helle) Freude daran haben

als je leven je lief is

wenn dir dein Leben lieb ist

je zuster!

das könnte dir so passen!

verbeeld je!

stell dir vor!

je weet wat je te doen staat!

du weißt, was du zu tun hast!