Tłumaczenia dla hasła „jouw“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

jouw [jɑu] ZAIM. dzierż. zaim.

jouw

dein

jouw

deine

jouw

dein

is dat jouw werk?

ist das deine Arbeit?

Przykładowe zdania ze słowem jouw

loopt jouw horloge goed?

geht deine Uhr richtig?

zijn dat jouw jongens?

sind das deine Kinder?

is dat jouw werk?

ist das deine Arbeit?

op jouw verantwoording

auf deine Verantwortung

mij deert jouw ziekte niet

deine Krankheit berührt mich nicht

ik sta aan jouw kant

ich stehe auf deiner Seite

jouw bezoeken zijn schaars geworden

deine Besuche sind selten geworden

jouw eten staat koud te worden

dein Essen steht da und wird kalt

dat gaat (aan) jouw neus voorbij

das geht dir durch die Lappen

in jouw plaats deed ik het

an deiner Stelle täte ich es

in jouw woorden proef ik enige aarzeling

in deinen Worten bemerke ich ein Zögern

jouw kamer is echt aan een schoonmaakbeurt toe

dein Zimmer muss wirklich einmal sauber gemacht werden

die opmerking was aan het adres van jouw zus przen.

die Bemerkung galt deiner Schwester