Tłumaczenia dla hasła „persoon“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

per·soon <per|sonen> [pɛrson] RZ. r.m.

persoon

Person r.ż.

zij is de aangewezen persoon (meest geschikte)

sie ist die geeignete Person

zij is de aangewezen persoon (in aanmerking komende)

sie ist die Hauptkandidatin

zonder aanzien des persoons

ohne Ansehen der Person

het werkwoord staat in de eerste persoon enkelvoud taalk.

das Verb steht in der ersten Person Singular

de duivel in eigen persoon

der leibhaftige Teufel

hij is de gierigheid in persoon

er ist Geiz in Person

Przykładowe zdania ze słowem persoon

een vurig beminde persoon

eine heiß geliebte Person

een persoon van gewicht

eine bedeutende Person

een mannelijk persoon

eine männliche Person

een degelijk persoon

eine zuverlässige Person

een walgelijk persoon

ein ekelhafter [o. widerlicher] Mensch

een fysiek persoon jur.

eine natürliche Person

een persoon aanduiden

eine Person bezeichnen

een respectabele persoon

eine Respektsperson

de aangewezen persoon

die richtige Person

in hoogsteigen persoon

höchstpersönlich

de bedoelde persoon

die fragliche Person

een onbeschoft persoon

eine unverschämte Person

een soepel persoon

eine flexible Person

een stabiel persoon

eine stabile [o. gefestigte] Persönlichkeit

een publiek persoon

eine Persönlichkeit des öffentlichen Lebens

een flexibel persoon

ein flexibler Mensch

een ongewenst persoon eruit werken

eine unerwünschte Person hinausbefördern

de persoon die daarover gaat

die zuständige Person

zich in de persoon vergissen

sich in der Person irren

hij kwam in eigen persoon

er kam höchstpersönlich