niderlandzko » niemiecki

pu·bliek1 [pyblik] RZ. r.n. geen l.mn.

pu·bliek2 <publieke, publieker, publiekst> [pyblik] PRZYM.

Przykładowe zdania ze słowem publiek

publiek trekken
das Publikum anziehen
publiek domein
öffentliche(s) Eigentum r.n.
het publiek stroomde toe
das Publikum strömte herbei
het publiek schreeuwde aanmoedigingen
das Publikum schrie anfeuernde Zurufe
in het publiek optreden
in der Öffentlichkeit auftreten
toegankelijk voor (het) publiek
allgemein zugänglich
publiek en privaat recht
öffentliche(s) und bürgerliche(s) Recht r.n.
tussen het publiek
unter dem Publikum
een publiek schandaal
ein öffentlicher Skandal
een enthousiast publiek
ein begeistertes Publikum
het geijkte publiek
das übliche Publikum
publiek eigendom worden
öffentliches Eigentum werden
een publiek geheim
ein offenes Geheimnis
een publiek persoon
eine Persönlichkeit des öffentlichen Lebens
het grote publiek
die große Masse
veel publiek trekken
ein Publikumserfolg sein
iets publiek maken
etw publik machen

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Przeszukaj słowniki
Najbardziej popularne