niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „aanzien“ w niderlandzko » niemiecki słowniku (Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników
aan·zien
rzeczownik
aan·zien
czasownik

aan·zien1 [anzin] RZ. r.n. geen l.mn.

aan·zien2 <zag aan, h. aangezien> [anzin] CZ. cz. przech.

1. aanzien (kijken naar):

aanzien
ansehen
het schouwspel aanzien
sich C. das Schauspiel ansehen
iem uit de hoogte aanzien
auf jdn herabsehen
naar het zich laat aanzien
allem Anschein nach

2. aanzien (beschouwen):

aanzien
halten
aanzien
betrachten
aanzien
ansehen
waar zie je mij voor aan?
wofür hältst du mich?
iem voor een ander aanzien
jdn für einen anderen halten

3. aanzien (waarderen):

aanzien
schätzen
aanzien
achten
iem om zijn geld aanzien
jdn seines Geldes wegen achten

Przykładowe zdania ze słowem aanzien

ten aanzien van [o. te dien aanzien]
in Bezug auf +B.
met schele ogen aanzien przen.
mit scheelen Blicken [o. Augen] ansehen
zonder aanzien des persoons
ohne Ansehen der Person
iem vol haat aanzien
jdn hasserfüllt ansehen
in aanzien stijgen
zu höherem Ansehen kommen
zijn aanzien verkleinen
sein Ansehen schmälern
het schouwspel aanzien
sich C. das Schauspiel ansehen
iem vol aankijken [o. aanzien ]
jdn voll ansehen
iets met lede ogen aanzien (met spijt)
voll Bedauern zusehen (bei etw)
iem niet voor vol aanzien
jdn nicht für voll nehmen
een man van groot aanzien
ein Mann von hohem Ansehen
iets een ander aanzien geven
einer Sache C. ein anderes Gesicht geben
in aanzien staan bij iem
bei jdm in hohem Ansehen stehen
in eer en aanzien leven
großes Ansehen genießen
iem alleen van aanzien kennen
jdn nur vom Ansehen kennen
het laat zich gunstig aanzien
die Sache sieht gut aus
naar het zich laat aanzien
allem Anschein nach

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Przeszukaj słowniki
Najbardziej popularne