Tłumaczenia dla hasła „mee“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

mee [me] PRZYSŁ.

1. mee (samen weg):

mee

mit

2. mee:

de wind mee hebben (in iems voordeel, fietsen e.d.)

Rückenwind haben

de wind mee hebben przen.

Glück haben

hij heeft zijn uiterlijk (niet) mee

er hat (k)ein ansprechendes Äußeres

3. mee (bijwoordelijke vorm van met):

mee

mit

het kan er nog net mee door

das geht gerade noch

zwroty:

met de klok mee (in dezelfde richting)

im Uhrzeigersinn

dat kan nog jaren mee

das hält noch viele Jahre

mee-eten [meetə(n)] CZ. cz. przech.

mee-eten

mitessen

een hapje mee-eten

etw mitessen

mee-eter <mee-eter|s> [meetər] RZ. r.m.

1. mee-eter (talgkliertje):

mee-eter

Mitesser r.m.

2. mee-eter (iem die mee-eet):

mee-eter

Gast r.m. (zum Essen)

Przykładowe zdania ze słowem mee

de wind mee hebben

Rückenwind haben

zich nergens mee bemoeien (geen zorg dragen)

sich um nichts kümmern

daar spreekt u mee (telefoon)

am Apparat

hij ging goedschiks mee

er ging willig mit

met de klok mee

im Uhrzeigersinn

hij ging gewillig mee

er ging willig mit

gaan jullie mee, jongens?

geht ihr mit, Kinder?

dat telt niet mee

das zählt nicht

de pijn viel mee

die Schmerzen waren halb so schlimm

het valt niet mee

es ist nicht einfach [o. leicht]

iem mee laten eten

jdn mitessen lassen

ga je mee? reuze!

gehst du mit? super! pot.

ik ga zover mee

so weit gehe ich mit

het ergens mee ophebben

etw mögen

zijn positie brengt mee dat …

seine Position bringt es mit sich, dass …