Tłumaczenia dla hasła „jullie“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

jul·lie¹ [jʏli] ZAIM. dzierż. zaim.

jullie

euer

jullie

eure

jullie

euer

ik heb jullie potlood niet gezien

ich habe euren Bleistift nicht gesehen

jul·lie² [jʏli] ZAIM. os. zaim.

jullie

ihr M.

jullie

euch C.

jullie

euch B.

jullie ellendelingen!

ihr Schurken!

jullie hebben gelijk

ihr habt recht

ik waarschuw jullie

ich warne euch

Przykładowe zdania ze słowem jullie

jullie ellendelingen!

ihr Schurken!

gaan jullie mee, jongens?

geht ihr mit, Kinder?

met hoevelen waren jullie?

zu wievielt wart ihr?

jullie hebben gelijk

ihr habt recht

ik waarschuw jullie

ich warne euch

ik wou dat jullie opschoten

ich wollte, ihr würdet euch beeilen

ik heb jullie potlood niet gezien

ich habe euren Bleistift nicht gesehen

jullie vechten het maar (onderling) uit!

das müsst ihr unter euch ausmachen!

onze auto en die van jullie

unser Auto und das eu(e)re

jullie hebben het getroffen met het weer

ihr habt es mit dem Wetter gut getroffen

ik doe het niet, of jullie moeten zelf meewerken

ich tue es nicht, es sei denn, ihr macht mit