Tłumaczenia dla hasła „ouderejaars“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

der·de·jaars² <derdejaars> [dɛrdəjars] PRZYM.

derdejaars

im dritten Studienjahr

nul·de·jaars <nuldejaars> [nʏldəjars] RZ. r.m.

nuldejaars

Student r.m. vor Antritt des Studiums

ou·der·wets <ouderwetse, ouderwetser, meest ouderwets> [ɑudərwɛts] PRZYM.

1. ouderwets pej.:

ouderwets (niet meer in gebruik, in de mode)

altmodisch

ouderwets (niet meer in gebruik, in de mode)

altbacken

ouderwets (kleding ook)

unmodern

ouderwetse denkbeelden

altmodische Ideen l.mn.

2. ouderwets (flink):

ouderwets

richtig

een ouderwets pak slaag

eine richtige Tracht Prügel

ou·der·loos [ɑudərlos] PRZYM.

ouderloos

elternlos

eer·ste·jaars¹ <eerstejaars> [erstəjars] RZ. r.m.

eerstejaars

Student r.m. im ersten Studienjahr

eerstejaars

≈ Erstsemester r.n.

een bijeenkomst voor eerstejaars

eine Zusammenkunft für Erstsemester

ou·de·jaars·avond <oudejaarsavond|en> [ɑudəjarsavɔnt] RZ. r.m.

oudejaarsavond

Silvesterabend r.m.

oudejaarsavond

Neujahrsabend r.m.

op oudejaarsavond

an [o. zu] Silvester