Tłumaczenia dla hasła „reihung“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

rei·ken¹ <reikte, h. gereikt> [rɛikə(n)] CZ. cz. przech.

elkaar de hand reiken ook przen. (verzoenen)

sich C. die Hand reichen

rei·zen <reisde, h./i. gereisd> [rɛizə(n)] CZ. cz. nieprzech.

reizen

reisen

op en neer reizen

pendeln

per spoor reizen

mit der Bahn fahren

voor zaken reizen

geschäftlich reisen

te voet reizen

wandern

eerste klas reizen

erster Klasse reisen

rei·zend [rɛizənt] PRZYM.

1. reizend:

reizend (op reis zijnde)

reisend

reizend (met een vaar-, voertuig ook)

fahrend

2. reizend (van plaats tot plaats gaand):

reizend

wandernd

reizend

Wander-

reizend

herumziehend

het reizend circus

der Wanderzirkus

een reizende tentoonstelling

eine Wanderausstellung

het reizend toneelgezelschap

die Wanderbühne

re·ling <reling|en> [relɪŋ] RZ. r.ż.

reling

Reling r.ż.

red·ding <redding|en> [rɛdɪŋ] RZ. r.ż.

redding

Rettung r.ż.

rem·ming <remming|en> [rɛmɪŋ] RZ. r.ż.

remming

Hemmung r.ż.

vol remmingen zitten

voller Hemmungen stecken

zonder (innerlijke) remmingen

hemmungslos

zonder (innerlijke) remmingen

ungehemmt

rein <reine, reiner, reinst> [rɛin] PRZYM.

1. rein form. (schoon):

rein

rein

2. rein:

rein (zedelijk zuiver)

rein

rein (oprecht)

lauter

een rein geweten

ein reines Gewissen

3. rein (zuiver):

rein

rein

rein

lauter

je reinste onzin

der reinste Unsinn

re·bound <rebound|s> [ribɑunt] RZ. r.m. SPORT

rebound

Rebound r.m.

scoren uit de rebound

den Rebound verwandeln