Tłumaczenia dla hasła „thuiskomen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

thuis·ko·men <kwam thuis, i. thuisgekomen> [tœyskomə(n)] CZ. cz. nieprzech.

thuiskomen

heimkommen

thuiskomen

nach Hause kommen

ik kom vaak bij hem thuis

ich besuche ihn oft zu Hause

lelijk thuiskomen (van iets)

es (mit etw C. ) schlecht getroffen haben

Przykładowe zdania ze słowem thuiskomen

met een kegel thuiskomen pot.

mit einer Fahne nach Hause kommen

lelijk thuiskomen (van iets)

es (mit etw C. ) schlecht getroffen haben

in de kleine uurtjes thuiskomen przen.

nach Mitternacht nach Hause kommen

van een koude kermis thuiskomen przen.

von etw (bitter) enttäuscht sein [o. werden]