Tłumaczenia dla hasła „uitspelen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

uit·spe·len <speelde uit, h. uitgespeeld> [œytspelə(n)] CZ. cz. przech.

1. uitspelen (ten einde spelen):

uitspelen

zu Ende spielen

2. uitspelen (in het spel werpen: kaarten):

uitspelen

ausspielen

mensen tegen elkaar uitspelen przen.

Menschen gegeneinander ausspielen

3. uitspelen SPORT (geen kans geven):

uitspelen

ausspielen

Przykładowe zdania ze słowem uitspelen

zijn laatste troef uitspelen przen.

seinen letzten Trumpf ausspielen

mensen tegen elkaar uitspelen przen.

Menschen gegeneinander ausspielen

de koning uitspelen kaarten

den König ausspielen