niderlandzko » niemiecki

ver·mis·te <vermiste|n> [vərmɪstə] RZ. r.m. en r.ż.

Vermisste(r) r.ż. (r.m.)

ver·me·tel <vermetele, vermeteler, vermetelst> [vərmetəl] PRZYM.

per·mit·te·ren1 <permitteerde zich, h. zich gepermitteerd> [pɛrmiterə(n)] CZ. wk ww

permitteren zich permitteren (zich veroorloven):

ver·mij·den <vermeed, h. vermeden> [vərmɛidə(n)] CZ. cz. przech.

1. vermijden (ontwijken):

3. vermijden (zich onthouden van):

ver·min·ken <verminkte, h. verminkt> [vərmɪŋkə(n)] CZ. cz. przech. ook przen.

ver·mis·sen <miste, h. gemist> [vərmɪsə(n)] CZ. cz. przech.

ver·mi·cel·li [vɛrmisɛli] RZ. r.m. geen l.mn.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski