Tłumaczenia dla hasła „zwaaiende“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

zwaai·en¹ <zwaaide, h. gezwaaid> [zwajə(n)] CZ. cz. przech.

zwaaien (heen en weer bewegen)

schwingen

zwaaien (iets boven het hoofd)

schwenken

zwaaien (naar iem)

winken +C.

zwaaien (nonchalant)

schlenkern

iem gedag zwaaien

jdm zuwinken

de scepter zwaaien przen.

das Zepter führen żart.

zwaai·ing RZ. r.ż.

zwaaiing → zwaai

Zobacz też zwaai

zwaai <zwaai|en> [zwaj] RZ. r.m.

zwaai (met een boog)

Schwung r.m.

zwaai (verandering van richting) ook przen.

Schwenkung r.ż.

zwaai (verandering van richting) ook przen.

Schwenk r.m.

zwaai SPORT (draaiend)

Welle r.ż.

een zwaai aan de rekstok

eine Welle [o. ein Umschwung] am Reck

de kraan maakte een zwaai naar rechts

der Kran schwenkte nach rechts

zwaar·til·lend [zwartɪlənt] PRZYM.

zwaartillend

grüblerisch

zwaartillend zijn

alles schwernehmen

zwaar·be·la·den [zwarbəladə(n)] PRZYM.

zwaarbeladen

schwer beladen

zwaai·deur <zwaaideur|en> [zwajdør] RZ. r.ż.

zwaaideur

Schwingtür r.ż.

zwaaideur

Pendeltür r.ż.

na·zwaai·en <zwaaide na, h. nagezwaaid> [nazwajə(n)] CZ. cz. przech.

nazwaaien

nachwinken +C.

af·zwaai·en <zwaaide af, i. afgezwaaid> [ɑfswajə(n)] CZ. cz. nieprzech.

afzwaaien

seine Militärzeit beenden

be·dien·de <bediende|n, bediende|s> [bədində] RZ. r.m. en r.ż.

1. bediende (iem in ondergeschikte betrekking):

bediende

Angestellte(r) r.ż. (r.m.)

de jongste bediende

der Lehrling

2. bediende (dienaar):

bediende

Diener r.m.

3. bediende (beambte):

bediende

Amtsdiener r.m.

bediende

Bedienstete(r) r.ż. (r.m.)

zwaar·we·gend [zwarweɣənt] PRZYM.

zwaarwegend

schwerwiegend

zwaai·licht <zwaailicht|en> [zwajlɪxt] RZ. r.n.

zwaailicht

Blaulicht r.n.

uit·zwaai·en <zwaaide uit, h. uitgezwaaid> [œytswajə(n)] CZ. cz. przech.

uitzwaaien

(zum Abschied) nachwinken +C.