Tłumaczenia dla hasła „Bohemen“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈboh·ren¹ [ˈboːrən] CZ. cz. przech.

bohren

boren

das Brett bohren, wo es am dünnsten ist

er de kantjes aflopen

eine bohrende Frage

een indringende vraag

etw in Grund und Boden bohren a. przen.

iets de grond in boren

ˈboo·men [ˈbuːmən] CZ. cz. nieprzech.

boomen

een boom beleven

ˈSche·men <Schemens, Schemen> [ˈʃeːmən] RZ. r.m. r.n. r.n.

Schemen

schim

Schemen

schaduwbeeld r.n.

Schemen

spook r.n.

ˈboh·nern [ˈboːnɐn] CZ. cz. przech.

bohnern

boenen

ˈhem·men [ˈhɛmən] CZ. cz. przech.

1. hemmen (bremsen):

hemmen

(af)remmen

hemmen

vertragen

seinen Schritt hemmen

de pas inhouden

2. hemmen przen. (dagegen halten):

hemmen

tegenhouden

hemmen

tot staan brengen

3. hemmen przen. PSYCH. (ein Hemmnis sein):

hemmen

remmen

hemmen

belemmeren

hemmen

bemoeilijken

ein hemmender Faktor

een remmende [o. belemmerende] factor

Verhandlungen hemmen

de onderhandelingen dwarsbomen [o. bemoeilijken]

ˈJe·men <Jemens> [ˈjeːmən] RZ. r.m. kein l.mn.

Jemen

Jemen

ˈRie·men <Riemens, Riemen> [ˈriːmən] RZ. r.m.

Riemen

riem

sich am Riemen reißen pot. przen.

z'n tanden op elkaar zetten

den Riemen enger schnallen pot. przen.

de buikriem aanhalen

sich in die Riemen legen NAUT.

stevig [o. hard] roeien

sich in die Riemen legen pot. przen.

alles op alles zetten

ˈBre·men <Bremens> [ˈbreːmən] RZ. r.n. kein l.mn.

Bremen

Bremen

ˈbo·xen¹ [ˈbɔksn̩] CZ. cz. nieprzech.

boxen

boksen

ˈbo·cken [ˈbɔkn̩] CZ. cz. nieprzech.

bocken

bokken

bocken MOT.

haperen

ˈbor·gen [ˈbɔrgn̩] CZ. cz. przech.

borgen

lenen

jdm etw borgen

iem iets lenen

ich borgte mir Geld (von ihm)

ik leende geld (van hem)