Tłumaczenia dla hasła „kwiteren“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ko·ˈpie·ren [koˈpiːrən] CZ. cz. przech.

1. kopieren (Abzüge machen, pausen):

kopieren FOTO, FILM

kopiëren

2. kopieren (Doppel herstellen):

kopieren

fotokopiëren

ku·ˈrie·ren [kuˈriːrən] CZ. cz. przech.

kurieren

cureren

kurieren

genezen

jdn von seinen Illusionen kurieren przen.

iem van zijn illusies afhelpen [o. afbrengen]

ren·ˈtie·ren [rɛnˈtiːrən] CZ. cz. zwr.

rentieren

renderen

da·ˈtie·ren² [daˈtiːrən] CZ. cz. przech.

1. datieren:

datieren

dateren

datieren

dagtekenen

2. datieren:

datieren

dateren

datieren

de tijd van ontstaan bepalen

do·ˈsie·ren [doːˈziːrən] CZ. cz. przech.

dosieren

doseren

ho·ˈfie·ren [hoˈfiːrən] CZ. cz. przech.

hofieren

het hof maken

hofieren

vleien

hofieren

paaien

pa·ˈnie·ren [paˈniːrən] CZ. cz. przech.

panieren

paneren

po·ˈlie·ren [poˈliːrən] CZ. cz. przech.

1. polieren pot. (malträtieren):

polieren

polijsten

polieren

poleren

polieren

bruineren

seinen Stil polieren przen.

zijn stijl polijsten

2. polieren (glänzend reiben):

polieren

(glimmend) poetsen [o. wrijven]

po·ˈsie·ren [poˈziːrən] CZ. cz. nieprzech. podn.

posieren

poseren

ra·ˈdie·ren¹ [raˈdiːrən] CZ. cz. nieprzech.

radieren

raderen

ad·ˈdie·ren [aˈdiːrən] CZ. cz. przech.

addieren

optellen

addieren

samentellen

am·ˈtie·ren [amˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

1. amtieren (ein Amt innehaben):

amtieren

een ambt uitoefenen [o. bekleden] [o. vervullen]

amtieren

in functie zijn

als Direktor amtieren

het ambt van directeur uitoefenen

2. amtieren (fungieren):

amtieren

een ambt waarnemen

amtieren

fungeren

der amtierende Ministerpräsident

de waarnemende minister-president [o. eerste minister]