Tłumaczenia dla hasła „ontbindende“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ent·ˈbin·den² [-ˈbɪndn̩] CZ. cz. przech.

1. entbinden:

entbinden

ontslaan

entbinden

ontheffen

entbinden (dispensieren, befreien)

dispenseren

jdn von etw entbinden

iem van iets ontslaan [o. ontheffen]

2. entbinden MED.:

entbinden

bij de bevalling helpen

entbinden

verlossen

sie ist von einem Mädchen entbunden worden

zij heeft het leven geschonken aan een meisje

Ent·ˈbin·dung <Entbindung, Entbindungen> [ɛntˈbɪndʊŋ] RZ. r.ż.

1. Entbindung (Befreiung):

Entbindung

ontslag r.n.

Entbindung

ontheffing

Entbindung

dispensatie

2. Entbindung MED.:

Entbindung

verlossing

Entbindung

bevalling

ˈan·bin·den¹ CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. anbinden podn. (Streit kriegen):

anbinden

ruzie krijgen

anbinden

het aan de stok krijgen

2. anbinden podn. (anknüpfen):

anbinden

betrekkingen [o. vriendschap] aanknopen

anbinden

het aanleggen met

ˈfest·bin·den CZ. cz. przech. niereg.

festbinden

vastbinden

festbinden

bevestigen

Di·vi·ˈden·de <Dividende, Dividenden> [-ˈdɛndə] RZ. r.ż.

Dividende

dividend r.n.

eine hohe Dividende ausschütten

een hoog dividend uitkeren

ˈab·bin·den CZ. cz. przech. niereg.

1. abbinden (losbinden):

abbinden

losmaken

abbinden

losbinden

2. abbinden (abschnüren):

abbinden

afbinden

abbinden

afsnoeren

3. abbinden (zusammenbinden):

abbinden

samenbinden

4. abbinden GASTR.:

abbinden

binden

ˈum·bin·den² CZ. cz. przech. niereg.

1. umbinden:

umbinden

ombinden

umbinden

omdoen

umbinden

aandoen

2. umbinden:

umbinden

anders [o. opnieuw] binden

ˈzu·bin·den CZ. cz. przech.

zubinden

dichtbinden

zubinden

toebinden

ˈSonn·wen·de RZ. r.ż.

Sonnwende → Sonnenwende

Zobacz też Sonnenwende

ˈSon·nen·wen·de RZ. r.ż.

1. Sonnenwende:

Sonnenwende

zonnewende

Sonnenwende

solstitium

2. Sonnenwende BOT.:

Sonnenwende

heliotroop