Tłumaczenia dla hasła „sierkleed“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈWin·ter·kleid RZ. r.n.

1. Winterkleid:

Winterkleid

winterjurk

2. Winterkleid:

Winterkleid

winterkleed

Winterkleid

wintervacht

ˈUn·ter·kleid RZ. r.n.

Unterkleid

onderjurk

ver·ˈkle·ben¹ [fɛɐ̯ˈkleːbn̩] CZ. cz. nieprzech. (festkleben)

verkleben

vastplakken

verkleben

vast blijven kleven

verklebte Hände

kleverige [o. plakkerige] [o. pikkerige] handen

ˈTrä·ger·kleid RZ. r.n.

Trägerkleid

overgooier

Ra·ˈsier·klin·ge RZ. r.ż.

Rasierklinge

scheermesje r.n.

ver·ˈklei·den [fɛɐ̯ˈkl͜aidn̩] CZ. cz. przech.

1. verkleiden (kostümieren):

verkleiden

verkleden

verkleiden

vermommen

2. verkleiden BUD. (überdecken):

verkleiden

bekleden

verkleiden

bedekken

verkleiden

beschieten

3. verkleiden przen. (ausschlagen):

verkleiden

verhullen

verkleiden

omschrijven

ver·ˈklem·men [fɛɐ̯ˈklɛmən] CZ. cz. zwr.

verklemmen

gaan klemmen

verklemmen

vast blijven zitten

ˈLüs·ter·klem·me RZ. r.ż.

Lüsterklemme

kroonsteentje