Tłumaczenia dla hasła „wielvlucht“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ver·ˈflucht¹ [fɛɐ̯ˈfluːxt] PRZYM. pot. (verdammt)

verflucht

vervloekt

verflucht

ellendig

verflucht

verwenst

ˈWelt·flucht RZ. r.ż.

Weltflucht

vlucht uit de wereld

Weltflucht

afzondering

ˈSpiel·sucht RZ. r.ż.

Spielsucht

gokverslaving

Spielsucht

speelzucht

Spielsucht

speelziekte

Spielsucht

speelwoede

Ka·pi·ˈtal·flucht RZ. r.ż.

Kapitalflucht

kapitaalvlucht

Kapitalflucht

kapitaalafvloeiing

Schlucht <Schlucht, Schluchten> [ˈʃlʊxt] RZ. r.ż.

Schlucht

ravijn r.n.

Schlucht

(berg)kloof

ˈZu·flucht RZ. r.ż. kein l.mn.

Zuflucht

toevlucht

jdm Zuflucht gewähren

iem asiel verlenen

Zuflucht zu einem unerlaubten Mittel nehmen

z'n toevlucht tot een ongeoorloofd middel nemen

ˈAus·flucht <Ausflucht, Ausflüchte> [ˈ͜ausflʊxt, -flʏçtə] RZ. r.ż.

1. Ausflucht meist l.mn.:

Ausflucht

uitvlucht

Ausflucht

voorwendsel r.n.

Ausflucht

verzinsel r.n.

Ausflüchte machen

uitvluchten aanvoeren

2. Ausflucht:

Ausflucht

vlucht

ˈLand·flucht RZ. r.ż.

Landflucht

trek naar de stad [o. naar de grote steden]

Landflucht

ontvolking van het platteland r.n.

ˈFah·nen·flucht RZ. r.ż. kein l.mn. WOJSK.

Fahnenflucht

desertie

ˈFah·rer·flucht RZ. r.ż. (nach einem Unfall)

Fahrerflucht

het doorrijden

Fahrerflucht

vluchtmisdrijf r.n. belg.

Fahrerflucht begehen

na een ongeval doorrijden

ˈHäu·ser·flucht [ˈh͜ɔyzɐflʊxt] RZ. r.ż.

Häuserflucht

huizenrij

Häuserflucht

rij huizen

ˈMas·sen·flucht RZ. r.ż.

Massenflucht

massale vlucht

ˈSteu·er·flucht RZ. r.ż.

Steuerflucht

belastingvlucht

ˈUn·fall·flucht RZ. r.ż. PR.

Unfallflucht

vluchtmisdrijf r.n.

Unfallflucht begehen

na een ongeluk doorrijden

er·ˈlaucht [ɛɐ̯ˈl͜auxt] PRZYM. podn.

erlaucht

doorlucht(ig)