Tłumaczenia dla hasła „zurückgebliebenes“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

zu·ˈrück·blei·ben CZ. cz. nieprzech. niereg.

zurückbleiben (als Folge bleiben; nicht mitkommen)

achterblijven

zurückbleiben (als Folge bleiben; nicht mitkommen)

achterliggen

zurückbleiben (als Folge bleiben; nicht mitkommen)

achteropraken

zurückbleiben (nicht mithalten können)

achter zijn

hinter jdm zurückbleiben a. przen.

bij iem achterblijven [o. achterliggen]

hinter den Erwartungen zurückbleiben

niet aan de verwachtingen beantwoorden

mit der Arbeit zurückbleiben

met het werk achteropraken

bitte vom Felsrand zurückbleiben!

niet te dicht bij de rotsrand gaan staan!

zu·ˈrück·ge·blie·ben PRZYM.

zurückgeblieben

achtergebleven

zurückgeblieben

minder ontwikkeld

zurückgeblieben

achterlijk

ein zurückgebliebenes Kind

een achterlijk [o. geestelijk minder ontwikkeld] kind

Przykładowe zdania ze słowem zurückgebliebenes

ein zurückgebliebenes Kind

een achterlijk [o. geestelijk minder ontwikkeld] kind