W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „Vorteile“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

vorst·ver·let: rzeczownik
vor·ste·lijk: przymiotnik i przysłówek
vor·de·ring: rzeczownik
vor·me·lijk: przymiotnik i przysłówek
vor·me·ling: rzeczownik
vo·ren: przysłówek
vo·rig: przymiotnik i przysłówek
vor·men: czasownik
vor·mend: przymiotnik i przysłówek
vor·ming: rzeczownik
vorm·sel: rzeczownik
vor·de·ren: czasownik
vorm·ge·ving: rzeczownik
vor·sten·dom: rzeczownik
om·zei·len: czasownik

Widzisz podobne wyniki: vorstverlet , vorstelijk , vormeling , vormelijk , vordering , omzeilen , vorstendom , vormgeving , vorderen , vormsel , vorming , vormend , vormen , vorig i voren

vorst·ver·let [vɔrstfərlɛt] RZ. r.n. geen l.mn.

vorstverlet

frostbedingte(r) Arbeitsausfall r.m.

vor·ste·lijk <vorstelijke, vorstelijker, vorstelijkst> [vɔrstələk] PRZYM.

vorstelijk ook przen.

iem vorstelijk belonen

jdn fürstlich belohnen

vor·de·ring <vordering|en> [vɔrdərɪŋ] RZ. r.ż.

1. vordering (vooruitgang):

Fortschritt r.m.

vorderingen maken

Fortschritte machen

2. vordering:

vordering (eis, het opeisen, opgeëiste)

Forderung r.ż.

vordering (aanspraak op)

Anspruch r.m.

een vordering in kort geding belg. jur.

eine Klage im summarischen Verfahren

een vordering op iem hebben

eine Forderung an jdn haben

publieke vordering jur.

Antrag der Staatsanwaltschaft

uitstaande vorderingen

Außenstände l.mn.

vor·me·lijk <vormelijke, vormelijker, vormelijkst> [vɔrmələk] PRZYM.

1. vormelijk (volgens de vorm):

een verzoek vormelijk opstellen

einen Antrag formgerecht abfassen

2. vormelijk (gehecht aan vormen):

hij is altijd zo vormelijk

er ist immer so förmlich [o. formell]

3. vormelijk (formalistisch):

vor·me·ling <vormeling|en> [vɔrməlɪŋ] RZ. r.m. (rooms-katholiek)

Firmling r.m.

vo·ren [vorə(n)] PRZYSŁ.

1. voren (vooruit):

vorn(e)

vor-

naar voren komen (zich openbaren)

zutage treten [o. kommen]

van achteren naar voren

von vorne bis hinten

iets naar voren brengen przen.

een stap naar voren doen

einen Schritt vortreten

van achteren naar voren en van voren naar achteren

vorwärts und rückwärts

2. voren (eerder):

vorn(e)

van voren af aan

von vorn(e)

vo·rig [vorəx] PRZYM.

1. vorig (onmiddellijk voorafgaand):

vorige(r, s)

letzte(r, s)

de vorige dag

de vorige dag (als bijwoordelijke bepaling)

de vorige keer

2. vorig (vroeger):

vorige(r, s)

frühere(r, s)

vor·men <vormde, h. gevormd> [vɔrmə(n)] CZ. cz. przech.

1. vormen (een vorm geven):

een fraai gevormd gelaat

ein schön geformtes Gesicht

2. vormen:

vormen (doen ontstaan)

vormen (een stempel drukken op)

dit heeft zijn denken gevormd

dies hat sein Denken geprägt

die delen vormen een geheel

die Teile bilden ein Ganzes

zich een oordeel vormen

sich C. ein Urteil bilden

nieuwe woorden vormen

neue Wörter bilden

de klei vormt zich uit bezinkingen

der Ton bildet sich aus Ablagerungen

3. vormen:

vormen (de genoemde vorm vertonen)

vormen (voorstellen)

een kring vormen

einen Kreis bilden

4. vormen:

vormen (uitmaken)

vormen (betekenen)

een bedreiging vormen voor iets

eine Bedrohung für etw darstellen

een geheel vormen

eine Einheit bilden

het hoogtepunt vormen

den Höhepunkt darstellen

5. vormen (opvoeden, ontwikkelen):

de jeugd vormen

die Jugend bilden [o. formen]

6. vormen (het vormsel toedienen):

vor·mend [vɔrmənt] PRZYM.

dit boek is vormend voor de geest

dieses Buch bildet den Geist

algemeen vormend onderwijs

allgemein bildende(r) Unterricht r.m.

vor·ming <vorming|en> [vɔrmɪŋ] RZ. r.ż.

1. vorming:

vorming (het ontstaan)

Bildung r.ż.

vorming (allgemeen)

Entstehung r.ż.

vorming van ijzel

Glatteisbildung r.ż.

de vorming van de steenkolen

die Entstehung von Steinkohle

2. vorming (geestelijke ontwikkeling):

Bildung r.ż.

algemene vorming

Allgemeinbildung r.ż.

3. vorming:

vorming (het vormen)

Bildung r.ż.

vorming (op geestelijk gebied)

Formung r.ż.

de vorming van het karakter

die Formung des Charakters

de vorming van het karakter

die Charakterbildung

vorm·sel <vormsel|s> [vɔrmsəl] RZ. r.n.

Firmung r.ż.

vor·de·ren¹ <vorderde, i. gevorderd> [vɔrdərə(n)] CZ. cz. nieprzech. (verderkomen)

vorwärtskommen

Fortschritte machen

op gevorderde leeftijd

im vorgeschrittenen Alter

met zijn werk vorderen

mit seiner Arbeit vorwärtskommen

vorm·ge·ving [vɔrmɣevɪŋ] RZ. r.ż. geen l.mn.

Gestaltung r.ż.

Formgebung r.ż.

grafische vormgeving

grafische Gestaltung r.ż.

industriële vormgeving

Industriedesign r.n.

vor·sten·dom <vorstendom|men> [vɔrstəndɔm] RZ. r.n.

Fürstentum r.n.

om·zei·len <omzeilde, h. omzeild> [ɔmzɛilə(n)] CZ. cz. przech.

1. omzeilen (zeilend uit de weg gaan):

2. omzeilen:

omzeilen (ontwijken)

omzeilen (ontwijken)

omzeilen (om iets onaangenaams)

herumkommen um +B.

alle klippen omzeilen

alle Klippen umschiffen

moeilijkheden omzeilen

Schwierigkeiten umgehen [o. ausweichen]

dit werk valt niet te omzeilen

um diese Arbeit kommen wir nicht herum

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski