Tłumaczenia dla hasła „Wertschein“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

werk·ter·rein <werkterrein|en> [wɛrktɛrɛin] RZ. r.n.

werkterrein

Arbeitsfeld r.n.

werkterrein

Arbeitsgebiet r.n.

werk·schuw [wɛrksxyw] PRZYM.

werkschuw

arbeitsscheu

be·scheid [bəsxɛit] RZ. r.n. geen l.mn.

1. bescheid (geschreven stuk):

bescheid

Schriftstück r.n.

bescheid

Akte r.ż.

bescheid

Dokument r.n.

bescheid

Unterlagen l.mn.

2. bescheid (antwoord):

bescheid

Antwort r.ż.

bescheid

Bescheid r.m.

uit·schei·den¹ <scheidde uit, h. uitgescheiden> [œytsxɛidə(n)] CZ. cz. przech. (afzonderen; afscheiden)

uitscheiden

ausscheiden

echt·schei·ding <echtscheiding|en> [ɛxtsxɛidɪŋ] RZ. r.ż.

echtscheiding

Ehescheidung r.ż.

echtscheiding

Scheidung r.ż.

een verzoek tot echtscheiding indienen

die Scheidungsklage einreichen

werk·maat·schap·pij <werkmaatschappij|en> [wɛrəkmatsxɑpɛɪ] RZ. r.ż. (onderdeel van een onderneming)

werkmaatschappij

Tochtergesellschaft r.ż.

werk·zaam·heid <werkzaam|heden> [wɛrəksamhɛɪt] RZ. r.ż.

1. werkzaamheid (vlijt):

werkzaamheid

Fleiß r.m.

2. werkzaamheid (het werkzaam zijn):

werkzaamheid

Tätigkeit r.ż.

werkzaamheid

Arbeit r.ż.

tijdens haar werkzaamheid bij de firma X

während ihrer Tätigkeit bei der Firma X

3. werkzaamheid (uitwerking):

werkzaamheid

Wirkung r.ż.

werkzaamheid

Auswirkung r.ż.

werkzaamheid form.

Effekt r.m.

de werkzaamheid van het bestrijdingsmiddel

die Wirkung des Bekämpfungsmittels

werk·loos·heid [wɛrkloshɛit] RZ. r.ż. geen l.mn.

werkloosheid

Arbeitslosigkeit r.ż.

werk·ver·schaf·fing [wɛrkfərsxɑfɪŋ] RZ. r.ż. geen l.mn.

werkverschaffing

Arbeitsbeschaffung r.ż.

dit is gewoon werkverschaffing przen.

das ist einfach sinnlose Arbeit

af·scheid [ɑfsxɛit] RZ. r.n. geen l.mn.

afscheid

Abschied r.m.

van iem afscheid nemen

von jdm Abschied nehmen

van iem afscheid nemen

sich von jdm verabschieden