niderlandzko » niemiecki

aan·ge·scho·ten [aŋɣəsxotə(n)] PRZYM.

in·ge·schre·ven [ɪŋɣəsxrevə(n)] PRZYM.

2. ingeschreven wisk.:

on·ge·schikt [ɔŋɣəsxɪkt] PRZYM.

2. ongeschikt (niet prettig in de omgang):

ge·schept [ɣəsxɛpt] PRZYM.

ge·sche·nen CZ.

geschenen volt. deelw. van schijnen

Zobacz też schijnen

schij·nen <scheen, h. geschenen> [sxɛinə(n)] CZ. cz. nieprzech.

2. schijnen przen. (stralen):


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski