Tłumaczenia dla hasła „gaar“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

gaar <gare, gaarder, gaarst> [ɣar] PRZYM.

1. gaar:

gaar

fertig

gaar (spijzen)

gar

de aardappels zijn gaar

die Kartoffeln sind gar

iem in zijn eigen vet (sop) gaar laten koken przen.

jdn im eigenen Saft schmoren lassen

gaar vlees

gare(s) Fleisch r.n.

2. gaar (geestelijk gezond):

gaar

gescheit

hij is niet goed gaar

er ist nicht recht bei Trost pot.

3. gaar (moe):

gaar

müde

gaar

erschöpft

gaar

fertig pot.

gaar

kaputt pot.

ik ben helemaal gaar van die reis

ich bin total fertig von dieser Reise pot.

4. gaar (gevat):

gaar

pfiffig

gaar

gewitzt

dat is een gare

das ist ein Pfiffikus pot.

een gare vent

ein pfiffiger [o. schlauer] Bursche

Przykładowe zdania ze słowem gaar

gaar vlees

gare(s) Fleisch r.n.

de rapen zijn gaar!

es wird kritisch!

de aardappels zijn gaar

die Kartoffeln sind gar

hij is niet goed gaar

er ist nicht recht bei Trost pot.

ik ben helemaal gaar van die reis

ich bin total fertig von dieser Reise pot.

iem in zijn eigen sop gaar laten koken przen.

jdn im eigenen Saft schmoren lassen

iem in zijn eigen vet gaar laten smoren przen.

jdn im eigenen Saft schmoren lassen

laat hem in zijn eigen vet gaar worden [o. koken]! przen.

lass ihn in seinem eigenen Saft schmoren!

iem in zijn eigen vet (sop) gaar laten koken przen.

jdn im eigenen Saft schmoren lassen