Tłumaczenia dla hasła „iswaar“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

nie·waar WK

niewaar → nietwaar

Zobacz też nietwaar

niet·waar [nitwar] WK

nietwaar

nicht wahr

nietwaar

nicht

nietwaar

stimmts

mis·baar [mɪzbar] RZ. r.n. geen l.mn.

misbaar

Geschrei r.n.

misbaar maken przen.

viel Aufheben(s) machen

zwaar <zware, zwaarder, zwaarst> [zwar] PRZYM.

zwaar

schwer

zwaar (sterk, hevig)

stark

zwaar (stem)

tief

de grond zwaar bemesten

den Boden stark düngen

zwaar in het hoofd zijn przen.

einen schweren Kopf haben

zware jongens przen. (ernstige misdadigers)

schwere Jungs l.mn.

zware jongens (kopstukken)

Koryphäen l.mn.

op zware lasten zitten

hohe Unkosten haben

zware mist

dichte(r) Nebel r.m.

wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen przysł.

man muss Prioritäten setzen

zwaar op de maag liggen ook przen.

schwer im Magen liegen

het zwaar te packen hebben (verkouden)

stark erkältet sein

het zwaar te packen hebben (verliefd)

bis über beide Ohren verliebt sein pot.

zwaar op de hand zijn

alles schwernehmen

een zware roker

ein starker Raucher

een zware strijd

ein schwerer Kampf

zwaar vergif

starke(s) Gift r.n.

zware vorst/sneeuwval

starke(r) Frost/Schneefall r.m.

het zwaar te verduren hebben

viel ertragen müssen

zwaar wegen (zwaar zijn)

schwer wiegen

zwaar wegen przen.

schwer ins Gewicht fallen

een zware zee

starker Seegang

on·waar [ɔnwar] PRZYM.

1. onwaar:

onwaar (niet waar)

unwahr

onwaar (onjuist)

unrichtig

2. onwaar (niet oprecht):

onwaar

unaufrichtig

onwaar

unecht

3. onwaar (onjuiste voorstelling gevend):

onwaar

unwahrhaftig

onwaar

unecht

zo·waar² [zowar] WK

zowaar

richtig

zowaar

wirklich

zowaar! daar komt hij!

tatsächlich! da kommt er!

snaar <snaren> [snar] RZ. r.ż.

1. snaar muz.:

snaar

Saite r.ż.

er is een snaar gesprongen

eine Saite ist gerissen [o. geplatzt]

een gevoelige snaar aanraken [o. treffen] bij iem przen.

eine empfindliche Saite bei jdm anschlagen

de snaren spannen/opzetten

die Saiten spannen/aufziehen

men moet de snaren niet te sterk spannen przen.

man soll den Bogen nicht überspannen

2. snaar (een tennisracket):

snaar

Saite r.ż.

3. snaar (koord, band, riem):

snaar

Riemen r.m.

staar [star] RZ. r.ż. geen l.mn. med.

staar

Star r.m.

de grauwe/groene staar

der graue/grüne Star

tsaar <tsaren> [tsar] RZ. r.m.

tsaar

Zar r.m.