niderlandzko » niemiecki

zee·meer·min <zeemeermin|nen> [zemermɪn] RZ. r.ż.

mee·ting <meeting|s> [miːtɪŋ] RZ. r.ż.

mee·doen <deed mee, h. meegedaan> [medun] CZ. cz. nieprzech.

mee·gaan <ging mee, i. meegegaan> [meɣan] CZ. cz. nieprzech.

1. meegaan (vergezellen):

2. meegaan (volgen in denk-, handelwijze):

3. meegaan (bruikbaar blijven):

meer1 <meren> [mer] RZ. r.n.

ker·mis <kermis|sen> [kɛrməs] RZ. r.ż.

1. kermis (evenement met attracties):

Jahrmarkt r.m.
Kirmes r.ż.

2. kermis (gezellige drukte):

Trubel r.m.

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski