niderlandzko » niemiecki

mi·ne·raal1 <mine|ralen> [minəral] RZ. r.n.

mi·ne·raal·wa·ter <mineraalwater|s> [minəralwatər] RZ. r.n.

be·stra·len <bestraalde, h. bestraald> [bəstralə(n)] CZ. cz. przech.

x-stra·len [ɪkstralə(n)] RZ. l.mn.

aan·ha·len1 <haalde aan, h. aangehaald> [anhalə(n)] CZ. cz. przech.

3. aanhalen (liefkozen):

bij·ha·len <haalde bij, h. bijgehaald> [bɛɪhalə(n)] CZ. cz. przech.

her·ha·len1 <herhaalde, h. herhaald> [hɛrhalə(n)] CZ. cz. przech. (opnieuw doen, zeggen; nadoen)

ont·ha·len <onthaalde, h. onthaald> [ɔnthalə(n)] CZ. cz. przech.

3. onthalen przen. (vergasten op):

uit·ha·len1 <haalde uit, h. uitgehaald> [œythalə(n)] CZ. cz. przech.

5. uithalen (besparen):

ver·ha·len1 <verhaalde, h. verhaald> [vərhalə(n)] CZ. cz. przech. (zich schadeloosstellen)

ver·ta·len <vertaalde, h. vertaald> [vərtalə(n)] CZ. cz. przech.

1. vertalen (in een andere taal overbrengen):

fijn·ma·len <maalde fijn, h. fijngemalen> [fɛimalə(n)] CZ. cz. przech.

over·ha·len <haalde over, h. overgehaald> [ovərhalə(n)] CZ. cz. przech.

4. overhalen scheik.:

5. overhalen (overtrekken):

af·be·ta·len <betaalde af, h. afbetaald> [ɑvbətalə(n)] CZ. cz. przech.

2. afbetalen (in mindering betalen):

zand·stra·len <zandstraalde, h. gezandstraald> [zɑntstralə(n)] CZ. cz. przech.

mi·neur·stem·ming <mineurstemming|en> [minørstɛmɪŋ] RZ. r.ż.

gam·ma·stra·len [ɣɑmastralə(n)] RZ. l.mn.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski