niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „schieten“ w niderlandzko » niemiecki słowniku (Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników
schie·ten
czasownik
schie·ten
czasownik

schie·ten1 <schoot, h. geschoten> [sxitə(n)] CZ. cz. przech. (een projectiel werpen)

schie·ten2 <schoot, i. geschoten> [sxitə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. schieten (een schot lossen):

schieten
schießen
met scherp schieten
scharf schießen
een humeur om op te schieten przen.
eine unmögliche Laune

4. schieten (zich snel bewegen):

schieten
schießen
in zijn kleren schieten
schnell in die Kleider fahren

5. schieten (niet langer tegenhouden) + laten:

laat hem schieten przen. (hem laten gaan)
lass ihn laufen
laat hem schieten (zich niet met hem bemoeien)
lass ihn in Ruhe
iets laten schieten przen.
auf etw B. verzichten

6. schieten (plotseling vallen):

schieten
(plötzlich) fallen
het mes schoot hem uit de handen
das Messer flog ihm aus der Hand

Przykładowe zdania ze słowem schieten

spruit schieten
Sprosse(n) treiben
wortel schieten
Wurzeln schlagen [o. treiben]
gericht schieten
gezielt schießen
pijlen schieten
Pfeile schießen
naast schieten SPORT
danebenschießen
naast de goal schieten
am Tor vorbeischießen
in de roos schieten (het bij het juiste eind hebben)
den Nagel auf den Kopf treffen
in de lach schieten
auflachen
de prijzen schieten omhoog
die Preise schnellen in die Höhe
uit zijn slof schieten (boos worden)
in die Luft gehen
in zijn kleren schieten
schnell in die Kleider fahren
in het blad schieten
ins Kraut schießen
met los kruit schieten
blind schießen
onder iems duiven schieten
≈ jdm ins Handwerk pfuschen
iem wel kunnen schieten przen.
jdn zum Mond schießen können
met scherp schieten
scharf schießen

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Przeszukaj słowniki
Najbardziej popularne