Tłumaczenia dla hasła „Leenstelsel“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

ploe·gen·stel·sel <ploegenstelsel|s> [pluɣə(n)stɛlsəl] RZ. r.n.

ploegenstelsel

≈ Schichtarbeit r.ż.

men werkt hier volgens een ploegenstelsel

man arbeitet hier in Schichten

be·en·der·stel·sel RZ. r.n.

beenderstelsel → beendergestel

Zobacz też beendergestel

been·der·ge·stel <beendergestel|len> [bendərɣəstɛl] RZ. r.n.

beendergestel

Knochengerüst r.n.

ze·nuw·stel·sel <zenuwstelsel|s> [zenywstɛlsəl] RZ. r.n.

zenuwstelsel

Nervensystem r.n.

zon·ne·stel·sel <zonnestelsel|s> [zɔnəstɛlsəl] RZ. r.n.

zonnestelsel

Sonnensystem r.n.

melk·weg·stel·sel [mɛlkwɛxstɛlsəl] RZ. r.n. geen l.mn.

melkwegstelsel

Milchstraßensystem r.n.

leen·ster RZ. r.ż.

leenster → lener

Zobacz też lener

le·ner <lener|s> [lenər] RZ. r.m.

1. lener (leengever):

lener

Verleiher r.m.

2. lener (leenontvanger):

lener

Entleiher r.m.

maat·stel·sel <maatstelsel|s> [matstɛlsəl] RZ. r.n.

maatstelsel

Maßsystem r.n.

stel·sel <stelsel|s> [stɛlsəl] RZ. r.n.

1. stelsel (samenstel van delen):

stelsel

System r.n.

stelsel

Netz r.n.

een stelsel van onderaardse gangen

ein System [o. Netz] von unterirdischen Gängen

2. stelsel (systeem, indeling):

stelsel

System r.n.

het monetair stelsel

das Währungssystem

het tientallig stelsel

das Dezimalsystem

het tientallig stelsel

das Zehnersystem

3. stelsel (geheel van opvattingen, regels):

stelsel

System r.n.

stelsel

Netz r.n.

stelsel

Gefüge r.n.

stelsel

Gebäude r.n. form.

het koloniaal stelsel

die Kolonialherrschaft

het koloniaal stelsel

der Kolonialismus

een staatkundig/parlementair stelsel

eine staatliche Organisation/ein parlamentarisches System

het stelsel van de wetenschap

das Gebäude der Wissenschaft

het stelsel van de sociale zekerheid

das Sozialwesen

het stelsel van de sociale zekerheid

das Netz sozialer Sicherungen

sa·men·stel·ster RZ. r.ż.

samenstelster forma żeńska od samensteller

Zobacz też samensteller

sa·men·stel·ler <samensteller|s> [samə(n)stɛlər] RZ. r.m.

samensteller (die iets vervaardigt)

Hersteller r.m.

samensteller (die iets vormt)

Gestalter r.m.

samensteller (van boek, tijdschrift, programma)

Mitarbeiter r.m.

samensteller (schrijver)

Verfasser r.m.

samensteller (verantwoordelijk schrijver)

Herausgeber r.m.

samensteller (van programma)

Gestalter r.m.

de samenstellers van een tv-programma

die Gestalter eines Fernsehprogramms

drie·ploe·gen·stel·sel <drieploegenstelsel|s> [dripluɣə(n)stɛlsəl] RZ. r.n.

drieploegenstelsel

Dreischichtensystem r.n.

leer·stel·ling <leerstelling|en> [lerstɛlɪŋ] RZ. r.ż.

leerstelling

Lehrsatz r.m.

leerstelling

Satz r.m.

vra·gen·stel·ster RZ. r.ż.

vragenstelster forma żeńska od vragensteller

Zobacz też vragensteller

vra·gen·stel·ler <vragensteller|s> [vraɣə(n)stɛlər] RZ. r.m.

vragensteller

Fragesteller r.m.

een·stem·mig <eenstemmige, eenstemmiger, eenstemmigst> [enstɛməx] PRZYM.

1. eenstemmig (unaniem):

eenstemmig

einstimmig

2. eenstemmig (met één stem gezongen):

eenstemmig

einstimmig

co·ör·di·na·ten·stel·sel <coördinatenstelsel|s> [koɔrdinatə(n)stɛlsəl] RZ. r.n.

coördinatenstelsel

Koordinatensystem r.n.

bij·een·ste·ken <stak bijeen, h. bijeengestoken> [bɛɪenstekə(n)] CZ. cz. przech.

de hoofden [o. de koppen ] bijeensteken

die Köpfe zusammenstecken