Tłumaczenia dla hasła „aneinanderpassen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

aan·pas·sen¹ <paste aan, h. aangepast> [ampɑsə(n)] CZ. cz. przech.

1. aanpassen (passen):

aanpassen

anprobieren

een nieuwe jas aanpassen

einen neuen Mantel anprobieren

2. aanpassen (passend maken):

aanpassen

anpassen

de woonruimte aan de mens aanpassen

den Wohnraum dem Menschen anpassen

in·pas·sen <paste in, h. ingepast> [ɪmpɑsə(n)] CZ. cz. przech.

1. inpassen:

inpassen (invoegen in een geheel)

einbauen

inpassen (invoegen in een geheel)

einpassen

inpassen (als lid)

eingliedern

iem in een groep inpassen

jdn in eine Gruppe eingliedern

iem inpassen in de salarisschaal

jdn in eine Besoldungsgruppe einstufen

2. inpassen (juist passend maken):

inpassen

einpassen

on·der·tus·sen [ɔndərtʏsə(n)] PRZYSŁ.

1. ondertussen:

ondertussen (intussen)

inzwischen

ondertussen (in die tussentijd)

unterdessen

ondertussen (in die tussentijd)

währenddessen

2. ondertussen:

ondertussen (met dat al)

dabei

ondertussen (niettemin)

allerdings

pa·pe·ras·sen [papərɑsə(n)] RZ.

paperassen

Papiere l.mn.

paperassen (papierwinkel)

Papierkram r.m.

kla·ver·jas·sen <klaverjaste, h. geklaverjast> [klavərjɑsə(n)] CZ. cz. nieprzech.

klaverjassen

jassen

klaverjassen

Jass spielen