Tłumaczenia dla hasła „ankommt“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

in·komst <inkomst|en> [ɪŋkɔmst] RZ. r.ż.

1. inkomst (intocht):

inkomst

Einzug r.m.

2. inkomst:

inkomst (wat aan geld ontvangen wordt)

Einnahme r.ż.

inkomst (wat aan geld ontvangen wordt)

Einkünfte l.mn.

inkomst (als loon)

Einkommen r.n.

de bron van inkomsten

die Einnahmequelle

inkomsten uit kapitaal

Kapitalerträge l.mn.

de inkomsten en uitgaven

die Einnahmen und Ausgaben

het verlies van inkomsten

der Einnahmeausfall

in·kom [ɪŋkɔm] RZ. r.m. geen l.mn.

1. inkom (toegang):

inkom

Eintritt r.m.

2. inkom (toegangsprijs):

inkom

Eintritt r.m.

inkom

Eintrittspreis r.m.

inkom

Entree r.n. austr.

3. inkom:

inkom (hal: in woning)

Diele r.ż.

inkom (hal: in gebouw)

Eingangshalle r.ż.

kom·ma <komma|'s> [kɔma] RZ. r.n. of r.m. of r.ż.

1. komma (leesteken):

komma

Komma r.n.

2. komma (apostrof):

komma

Apostroph r.m.

3. komma (bij decimalen):

komma

Komma r.n.

het cijfer na de komma

die Kommastelle

in·ko·men¹ <inkomen|s> [ɪŋkomə(n)] RZ. r.n.

inkomen

Einkommen r.n.

inkomen

Bezüge l.mn.

inkomen

Verdienst r.m.

het belastbaar inkomen

das steuerpflichtige Einkommen

gemiddeld inkomen

Durchschnittseinkommen r.n.

het gezamenlijk inkomen

der Doppelverdienst

bevolkingsgroepen met een hoog/laag inkomen

einkommensstarke/einkommensschwache Bevölkerungsgruppen

kadastraal inkomen belg.

(vom Katasteramt festgelegter) Mietwert einer Immobilie

het nationaal inkomen

das Sozialprodukt

het zuiver inkomen

das Nettoeinkommen