Tłumaczenia dla hasła „gecorrigeerde“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

ge·com·mit·teer·de <gecommitteerde|n> [ɣəkɔmiterdə] RZ. r.ż.

gecommitteerde (gemachtigd toeziener)

Kommissar r.m.

gecommitteerde (bij een examen)

Prüfungskommissar r.m.

ge·com·pli·ceerd <gecompliceerde, gecompliceerder, gecompliceerdst> [ɣəkɔmplisert] PRZYM.

gecompliceerd

kompliziert

gecompliceerd (van zaken; moeilijk)

verwickelt

gecompliceerd (van zaken; moeilijk)

verzwickt

ge·de·le·geer·de <gedelegeerde|n> [ɣədeleɣerdə] RZ. r.m. en r.ż.

1. gedelegeerde (afgevaardigde):

gedelegeerde

Delegierte(r) r.ż. (r.m.)

gedelegeerde

Abgeordnete(r) r.ż. (r.m.)

2. gedelegeerde (persoon aan wie taken worden gedelegeerd):

gedelegeerde

Beauftragte(r) r.ż. (r.m.)

cor·ri·ge·ren <corrigeerde, h. gecorrigeerd> [kɔriʒerə(n)] CZ. cz. przech.

1. corrigeren:

corrigeren (verbeteren)

korrigieren

corrigeren (grens)

berichtigen

2. corrigeren (nakijken):

corrigeren

korrigieren

een drukproef corrigeren

Korrektur lesen

3. corrigeren (berispen):

corrigeren

zurechtweisen

ge·de·ti·neer·de <gedetineerde|n> [ɣədetinerdə] RZ. r.m. en r.ż.

gedetineerde

Häftling r.m.

gedetineerde

Inhaftierte(r) r.ż. (r.m.)

ge·char·meerd [ɣəʃɑrmert] PRZYM.

van iem/iets gecharmeerd zijn

von jdm/etw angetan sein

van iem/iets gecharmeerd zijn (bekoord)

von jdm/etw entzückt sein

ge·cul·ti·veerd [ɣəkʏltivert] PRZYM.

1. gecultiveerd (ontgonnen):

gecultiveerd

kultiviert

2. gecultiveerd:

gecultiveerd (verfijnd)

kultiviert

gecultiveerd (zaken)

gepflegt

gecultiveerd (personen: ontwikkeld)

gebildet

gecultiveerd (manieren, stijl)

geschliffen

ge·adres·seer·de <geadresseerde|n> [ɣəadrɛserdə] RZ. r.ż.

geadresseerde

Adressat r.m.

geadresseerde

Empfänger r.m.

ge·leer·de <geleerde|n> [ɣəlerdə] RZ. r.m. en r.ż.

geleerde

Gelehrte(r) r.ż. (r.m.)

ge·du·peer·de <gedupeerde|n> [ɣədyperdə] RZ. r.m. en r.ż.

gedupeerde

Geschädigte(r) r.ż. (r.m.)

ge·bles·seer·de <geblesseerde|n> [ɣəblɛserdə] RZ. r.m. en r.ż.

geblesseerde

Verletzte(r) r.ż. (r.m.)

ge·de·pu·teer·de <gedeputeerde|n> [ɣədepyterdə] RZ. r.m. (lid van Gedeputeerde Staten)

gedeputeerde

Mitglied r.n. des Provinzialausschusses

ge·cen·treerd [ɣəsɛntrert] PRZYM.

gecentreerd

zentriert

ge·de·por·teer·de <gedeporteerde|n> [ɣədepɔrterdə] RZ. r.m. en r.ż.

gedeporteerde

Deportierte(r) r.ż. (r.m.)

ge·ci·vi·li·seerd <geciviliseerde, geciviliseerder, geciviliseerdst> [ɣəsivilizert] PRZYM.

geciviliseerd

zivilisiert

ge·fin·geerd [ɣəfɪŋɣert] PRZYM.

gefingeerd

fingiert form.

gefingeerd

frei erfunden

een gefingeerd verhaal

eine frei erfundene Geschichte

ge·ën·ga·geerd [ɣəɑŋɡaʒert] PRZYM.

1. geëngageerd (bij de tijdsproblemen betrokken):

geëngageerd

engagiert

2. geëngageerd (verloofd):

geëngageerd

verlobt

on·ge·com·pli·ceerd [ɔŋɣəkɔmplisert] PRZYM.

ongecompliceerd

unkompliziert

ge·con·cen·treerd <geconcentreerde, geconcentreerder, geconcentreerdst> [ɣəkɔnsɛntrert] PRZYM.

geconcentreerd

konzentriert

rechts·ge·leer·de <rechtsgeleerde|n> [rɛxtsxəlerdə] RZ. r.m.

rechtsgeleerde

Jurist r.m.