niderlandzko » niemiecki

be·dan·ken1 <bedankte, h. bedankt> [bədɑŋkə(n)] CZ. cz. przech. (zijn dank betuigen)

ge·den·ken1 <gedacht, h. gedacht> [ɣədɛŋkə(n)] CZ. cz. przech.

1. gedenken (eraan terugdenken):

2. gedenken (in gedachtenis houden):

gedenken +D.

3. gedenken (nooit vergeten):

be·dank·brief <bedank|brieven> [bədɑŋɡbrif] RZ. r.m.

1. bedankbrief (dankbetuiging):

ge·dien·stig <gedienstige, gedienstiger, gedienstigst> [ɣədinstəx] PRZYM.

2. gedienstig (handelingen):


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski