Tłumaczenia dla hasła „hetgeen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

het·geen¹ [ətxen] ZAIM. wsk. zaim. (datgene wat)

hetgeen

das(jenige)

hetgeen

was

ik blijf bij hetgeen ik gezegd heb

ich bleibe bei dem(jenigen), was ich gesagt habe

het·geen² [ətxen] ZAIM. wzgl. zaim. (wat)

hetgeen

was

hij kon niet komen, hetgeen hij betreurde

er konnte nicht kommen, was er bedauerte

Przykładowe zdania ze słowem hetgeen

ik blijf bij hetgeen ik gezegd heb

ich bleibe bei dem(jenigen), was ich gesagt habe

hij kon niet komen, hetgeen hij betreurde

er konnte nicht kommen, was er bedauerte