Tłumaczenia dla hasła „spitzenlast“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

spit·sen¹ <spitste, h. gespitst> [spɪtsə(n)] CZ. cz. przech.

1. spitsen (puntige stand, vorm geven):

spitsen

spitzen

spitsen

schärfen

2. spitsen (puntig maken):

spitsen

anspitzen

spitsen

zuspitzen

een paal spitsen

einen Pfahl zuspitzen

het verstand spitsen (op iets) przen.

den Verstand (für etw) schärfen

gespitst zijn op (attent)

gefasst sein auf +B.

gespitst zijn op (tuk)

scharf sein auf +B.

spit·ten² <spitte, h. gespit> [spɪtə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. spitten (omwerken, delven):

spitten

graben

in iems verleden spitten przen.

in jds Vergangenheit C. graben

in een stapel papier spitten przen.

in einem Stapel Papier wühlen

2. spitten (doorboren):

spitten

stechen