Tłumaczenia dla hasła „trajecten“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

tra·ject <traject|en> [trajɛkt] RZ. r.n.

traject

Strecke r.ż.

trach·ten <trachtte, h. getracht> [trɑxtə(n)] CZ. cz. przech.

trachten (pogen)

versuchen

trachten (streven naar)

sich bemühen

trachten (streven naar)

bestrebt sein

het iedereen naar de zin trachten te maken

sich bemühen, es jedem recht zu machen

iets trachten te vergeten form.

bemüht sein, etw zu vergessen

pro·jec·te·ren <projecteerde, h. geprojecteerd> [projɛkterə(n)] CZ. cz. przech.

1. projecteren (bij tekening, lichtbeelden):

projecteren

projizieren

2. projecteren psych.:

projecteren

projizieren

3. projecteren (in ontwerp voorzien):

projecteren

projektieren

pro·jec·tiel <projectiel|en> [projɛktil] RZ. r.n.

1. projectiel (uit een vuurwapen afgeschoten voorwerp):

projectiel

Geschoss r.n.

projectiel spec.

Projektil r.n.

2. projectiel (toegeworpen voorwerp):

projectiel

Wurfgeschoss r.n.

een geleid projectiel

eine Fernlenkwaffe

iem met projectielen bekogelen

jdn mit Wurfgeschossen traktieren

tra·ject·kaart <trajectkaart|en> [trajɛktkart] RZ. r.ż.

trajectkaart

Streckenkarte r.ż.

pro·jec·tie <projectie|s> [projɛksi] RZ. r.ż.

projectie

Projektion r.ż.

pro·jec·tor <projector|s> [projɛktɔr] RZ. r.m.

projector

Projektor r.m.

in·jec·te·ren <injecteerde, h. geïnjecteerd> [ɪɲjɛkterə(n)] CZ. cz. przech.

injecteren

injizieren

injecteren

(ein)spritzen

een vloeistof in het been injecteren

eine Flüssigkeit in das Bein injizieren

sub·jec·tief <subjectieve, subjectiever, subjectiefst> [sʏpjɛktif] PRZYM.

subjectief

subjektiv

pro·ject·groep <projectgroep|en> [projɛktxrup] RZ. r.ż.

projectgroep

Projektgruppe r.ż.