Tłumaczenia dla hasła „been“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

been <benen> [ben] RZ. r.n.

1. been (lichaamsdeel):

been

Bein r.n.

op zijn achterste benen gaan staan przen.

sich auf die Hinterbeine stellen [o. setzen]

met beide benen op de grond staan przen.

mit beiden Beinen auf der Erde stehen

zijn beste beentje voorzetten przen.

sich von seiner besten Seite zeigen

een been breken

(sich C. ) ein Bein brechen

op eigen benen staan przen.

auf eigenen Beinen [o. Füßen] stehen

geen been hebben om op te staan przen.

auf nichts mehr fußen können

het been stijf houden przen.

hart bleiben

een houten been

ein Holzbein

de benen nemen przen.

die Beine in die Hand nehmen

vlug ter been zijn

flink auf den Beinen sein

goed ter been zijn

gut zu Fuß sein

met het verkeerde been uit bed gestapt zijn

mit dem linken Bein [o. Fuß] zuerst aufgestanden sein

dat was tegen het zere been przen.

das traf den wunden Punkt

het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen przysł.

gute Tage wollen starke Beine haben

2. been (gebeente) mv: beenderen:

been

Knochen r.m.

3. been:

been (kous)

Beinling r.m.

been (van een broek)

Hosenbein r.n.

been (van een kous)

Strumpfbein r.n.

4. been wisk.:

been

Schenkel r.m.

de benen van een hoek

die Schenkel eines Winkels

ergens geen been in zien

sich C. kein Gewissen aus etw machen

de benen van een passer

die Zirkelschenkel

Przykładowe zdania ze słowem been

een gebroken been spalken

ein gebrochenes Bein schienen

steen en been klagen

jammern und klagen

vel over been zijn przen.

nur noch Haut und Knochen sein

vlug ter been zijn

gut zu Fuß sein

goed ter been zijn

gut zu Fuß sein

geen vlees zonder been przen.

keine Rose ohne Dornen

met zijn been slepen

sein Bein nachziehen

rap ter been zijn

gut zu Fuß sein

met zijn been trekken

das Bein nachziehen

slecht ter been zijn

nicht gut zu Fuß sein

het been stijf houden przen.

hart bleiben

mijn been prikkelt

mein Bein kribbelt

slecht ter been

schlecht zu Fuß

een open been

ein offenes Bein

een houten been

ein Holzbein

een been breken

(sich C. ) ein Bein brechen

zijn been breken

sich C. das Bein brechen

zich aan het been verwonden

sich C. das Bein verletzen