niderlandzko » niemiecki

ver·baal1 <ver|balen> [vɛrbal] RZ. r.n. (proces-verbaal)

verbaal

ver·baal2 [vɛrbal] PRZYM. (wat het spreken betreft)

ver·baal3 [vɛrbal] PRZYM. (mondeling)

verbaal ook taalk.

non-ver·baal [nɔnvɛrbal] PRZYM.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski