Tłumaczenia dla hasła „bekritiseerd“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

be·ˈkrit·teln CZ. cz. przech.

bekritteln

(zitten) vitten [o. kankeren] op

bekritteln

(kleingeestig) bekritiseren

be·ˈkrit·zeln CZ. cz. przech.

bekritzeln

volkrabbelen

bekritzeln

krabbelen [o. kriebelen] op

kri·ti·ˈsie·ren [kritiˈziːrən] CZ. cz. przech.

1. kritisieren:

kritisieren

bekritiseren

kritisieren

kritiek uitoefenen

kritisieren

afkeuren

an allem etw zu kritisieren haben

op alles iets aan te merken hebben

2. kritisieren LIT.:

kritisieren

kritiseren

kritisieren

recenseren

kritisieren

beoordelen

be·ˈkrie·gen CZ. cz. przech.

bekriegen

beoorlogen

bekriegen

oorlog voeren tegen

bekriegen przen. a.

in de clinch liggen met

be·ˈkräf·ti·gen CZ. cz. przech.

1. bekräftigen (bestärken):

bekräftigen

bekrachtigen

2. bekräftigen (bestätigen):

bekräftigen

bevestigen

3. bekräftigen (verstärken):

bekräftigen

versterken

ˈkri·tisch [ˈkriːtɪʃ, ˈkrɪtɪʃ] PRZYM.

1. kritisch (urteilsfähig):

kritisch

kritisch

kritisch

oordeelkundig

2. kritisch (mißbilligend, tadelnd):

kritisch

kritisch

kritisch

afkeurend

kritisch

negatief

3. kritisch (wesentlich):

kritisch

kritiek

kritisch

kritisch

kritisch

beslissend

kritisch

cruciaal

die kritischen Jahre

de overgangsleeftijd

der Reaktor wird kritisch FIZ.

de reactor wordt kritisch [o. kritiek]

4. kritisch (gefährlich):

kritisch

kritiek

kritisch

hachelijk

kritisch

gevaarlijk

Ge·ˈkrit·zel <Gekritzels> [gəˈkrɪ͜tsl̩] RZ. r.n. kein l.mn. pej.

Gekritzel (Gekritzeltes)

gekrabbel r.n.

Gekritzel (lästiges Kritzeln)

gekriebel

ˈKri·ti·ker(in) <Kritikers, Kritiker> [ˈkriːtikɐ, ˈkrɪtikɐ] RZ. r.m.(r.ż.)

1. Kritiker:

Kritiker(in)

criticus(critica) r.m. (r.ż.)

Kritiker(in)

beoordelaar(beoordelaarster) r.m. (r.ż.)

2. Kritiker:

Kritiker(in)

criticus(critica) r.m. (r.ż.)

Kritiker(in)

recensent(recensente) r.m. (r.ż.)

ˈbri·tisch [-tɪʃ] PRZYM. pot.

britisch

Brits