Tłumaczenia dla hasła „flodders“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

be·ˈson·ders [bəˈzɔndɐs] PRZYSŁ.

1. besonders (außergewöhnlich):

besonders

bijzonder

nicht besonders

niet zo bijzonder (goed)

2. besonders (vor allem):

besonders

vooral

besonders

in 't bijzonder

besonders

speciaal

3. besonders (speziell):

besonders

afzonderlijk

besonders

apart

besonders

speciaal

ˈauf·lo·dern CZ. cz. nieprzech. podn.

auflodern (ausbrechen)

oplaaien ook fig.

auflodern (plötzlich hoch schlagen)

opvlammen

flo·ˈrie·ren [floˈriːrən] CZ. cz. nieprzech.

florieren

floreren

florieren

bloeien

florieren

gedijen

wo·ˈan·ders [voˈʔandɐs] PRZYSŁ.

woanders

ergens anders

floss [flɔs] CZ.

floss 3. pers l.poj. cz. prz. von fließen

Zobacz też fließen

ˈflie·ßen <floss, geflossen> [ˈfliːsn̩] CZ. cz. nieprzech.

1. fließen (bei Wasser):

fließen

vloeien

fließen

stromen ook fig.

fließen

lopen

die Arbeit fließt podn.

het werk vordert [o. vlot] goed

kühle Meeresluft fließt in den Alpenraum

koele zeelucht stroomt naar het Alpengebied

die Zeit fließt unaufhaltsam

de tijd staat niet stil

der fließende Verkehr

de verkeersstroom

2. fließen:

fließen

voortvloeien

fließen

volgen

eine Tat fließt aus der anderen

de ene daad vloeit uit de andere voort

3. fließen:

fließen

(zacht) golvend vallen

fließende Seide

zacht golvend vallende zijde

ˈfloa·ten [ˈfloːtn̩, ˈfloʊtn̩] CZ. cz. nieprzech. GOSP.

floaten

zweven

floaten

floaten

ˈflo·cken [ˈflɔkn̩] CZ. cz. nieprzech. podn.

flocken

vlokken

flocken

vlokken vormen

ˈflop·pen [ˈflɔpn̩] CZ. cz. nieprzech.

1. floppen SPORT:

floppen

floppen

2. floppen pot.:

floppen

floppen

floppen

mislukken