Tłumaczenia dla hasła „ontvangend“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈan·stren·gend [ˈanʃtrɛŋənt] PRZYM.

anstrengend

inspannend

anstrengend

vermoeiend

ˈUn·tu·gend RZ. r.ż.

Untugend

ondeugd

Untugend

gebrek r.n.

ˈtrost·brin·gend, ˈTrost brin·gend PRZYM.

trostbringend → Trost

Zobacz też Trost

Trost <Trost(e)s> [troːst] RZ. r.m. kein l.mn. (Zuspruch, Linderung)

Trost

troost

Trost bringend

troostend

ein magerer [o. schwacher] Trost

een magere/schrale troost

jdm Trost spenden podn.

iem troosten

zu deinem Trost

om je (een beetje) te troosten

zum Trost

als [o. bij wijze van] troost

(wohl) nicht ganz [o. recht] bei Trost(e) sein pot.

niet goed wijs [o. snik] zijn

(wohl) nicht ganz [o. recht] bei Trost(e) sein pot.

van lotje getikt zijn

ˈdrin·gend [ˈdrɪŋənt] PRZYM.

1. dringend (schnell erforderlich):

dringend

dringend

dringend

urgent

eine dringende Sache

een urgente zaak

2. dringend pot. (nachdrücklich):

dringend

dringend

dringend

nadrukkelijk

dringend

ernstig

ein dringender Verdacht

een ernstige [o. zware] verdenking

ˈun·ge·nü·gend PRZYM. a. SZK.

ungenügend

onvoldoende

ungenügend

ontoereikend

ˈhän·de·rin·gend [ˈhɛndərɪŋənt] PRZYM.

1. händeringend:

händeringend

handenwringend

händeringend (verzweifelt)

wanhopig

händeringend (verzweifelt)

smekend

2. händeringend pot. (dringend):

händeringend

dringend

händeringend

zeer nodig

ˈnutz·brin·gend [-brɪŋənt] PRZYM.

nutzbringend

nuttig

nutzbringend

winstgevend

ˈan·lie·gend [ˈanliːgn̩t] PRZYM.

1. anliegend (angrenzend):

anliegend

aangrenzend

anliegend

aanpalend

anliegend

belendend

ein anliegendes Grundstück

een aanpalend perceel

2. anliegend ADM. (beiliegend, in einem Brief):

anliegend

ingesloten

anliegend

bijgaand

die anliegenden Bilder

de ingesloten foto's