Tłumaczenia dla hasła „vorgekeimt“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ˈvor·ge·hen CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. vorgehen (zu schnell gehen):

vorgehen

vooroplopen

vorgehen

vooropgaan

die Uhr geht vor

de klok [o. het horloge] loopt voor

2. vorgehen (vorausgehen):

vorgehen

naar voren gaan

vorgehen WOJSK.

oprukken

3. vorgehen (Schritte ergreifen):

vorgehen

handelen

vorgehen

optreden

vorgehen

te werk gaan

gerichtlich gegen jdn vorgehen

iem gerechtelijk vervolgen

methodisch/systematisch vorgehen

methodisch/systematisch te werk gaan

4. vorgehen (Priorität haben):

vorgehen

voorgaan

vorgehen

voorrang hebben

5. vorgehen (sich abspielen):

vorgehen

gebeuren

vorgehen

zich afspelen

irgendetw geht hier vor

hier klopt iets niet

irgendetw geht hier vor

hier is iets niet in de haak [o. niet pluis]

ˈvor·ge·ben CZ. cz. przech.

1. vorgeben pot. (nach vorn geben):

vorgeben

naar voren (door)geven

2. vorgeben (vorschützen):

vorgeben

voorgeven

vorgeben

voorwenden

3. vorgeben (festlegen):

vorgeben

(van te voren) vaststellen

vorgeben

(van te voren) bepalen

4. vorgeben SPORT:

vorgeben

voorgeven

vorgeben

een voorsprong geven

ˈvor·ge·nannt [-gənant] PRZYM.

vorgenannt

voornoemd

vorgenannt

bovengenoemd

ˈvor·ge·fasst [ˈfoːɐ̯gəfast] PRZYM.

vorgefasst

vooropgezet

ein vorgefasstes Urteil

een vooroordeel

ˈvor·geb·lich [ˈfoːɐ̯geːplɪç] PRZYM.

vorgeblich

geveinsd

vorgeblich

beweerd(elijk)

vorgeblich

voorgewend

ˈun·ge·reimt [ˈʊngər͜aimt] PRZYM.

1. ungereimt:

ungereimt

rijmloos

2. ungereimt pot. przen.:

ungereimt

ongerijmd

ungereimt

dwaas

ungereimtes Zeug

onzin

ˈvor·ge·la·gert [ˈfoːɐ̯gəlaːgɐt] PRZYM. GEOG.

vorgelagert

voor iets liggend

ˈVor·ge·hen <Vorgehens> RZ. r.n. kein l.mn.

Vorgehen

het handelen

Vorgehen

handelwijze

Vorgehen

het optreden

Vorgehen

aanpak

ˈvor·ges·tern PRZYSŁ.

vorgestern

eergisteren